Judo is al jaren een populaire sport in Nederland. Velen, zowel jongeren als ouderen, beleven er plezier aan. Judo is van oorsprong een Japanse sport, waarbij de beoefenaars op een sportieve manier bezig zijn met elkaar. Respect is hierbij erg belangrijk.
Voor kinderen is judo een goede ondersteuning bij de ontwikkeling van motorische vaardigheden en zelfvertrouwen. Voor senioren is judo een goede manier voor het op peil houden van conditie en techniek.
Judo leer je stap voor stap, met vallen en opstaan, zowel letterlijk als figuurlijk.
Jigoro Kano bedacht dat je door judo te beoefenen een sympathieker en gezonder mens werd. De leerlingen van Jigoro Kano reisden veel naar het buitenland om demonstraties te geven. Algauw gingen mensen uit de hele wereld aan judo doen. In Nederland begon judo pas echt populair te worden toen Anton Geesink wereldkampioen (1961) en later zelfs olympisch kampioen (1964) werd. Ook de wereldtitels van de Nederlander Wim Ruska (1967 en 1971) zorgden voor de groei van de populairiteit van judo.
Bij judo is het de bedoeling jouw tegenstander zo te werpen dat hij op zijn rug terechtkomt. Dit maakt judo echter geen krachtsport, bij judo moet je slim zijn en de kracht van jouw tegenstander gebruiken.
Voorbeeld: hoe harder je tegen een deur duwt, hoe harder je voorover valt als de deur ineens opengaat. Je hoeft dus niet sterk te zijn voor judo, je moet je verstand gebruiken. Het is de bedoeling elkaar te “foppen” zodat jouw tegenstander op zijn rug valt.
Bij judo is het ook belangrijk dat je respect toont voor de tegenstander, zo groet je voor en na een wedstrijd elkaar door te buigen. En geef je elkaar na de wedstrijd een hand. Doordat gevaarlijke technieken verboden zijn is judo heel veilig te beoefenen.
bron : Yos Lotens, Judoinformatie voor de jeugd